Hoe kun je bij taalcoaching met praktijkopdrachten werken?

30 mei, 2022

Als taalvrijwilliger probeer je natuurlijk zo goed mogelijk aan te sluiten op de oefenvraag van de nieuwkomer(s) die je coacht. Allerlei ondersteuningsmateriaal helpt je daarbij, zoals e-learnings, webinars en oefenmaterialen zoals SpreekTaal. Daarnaast gebruik je vast ook je eigen creativiteit. Wij denken graag met je mee! Vandaag de vraag: hoe kun je bij taalcoaching met praktijkopdrachten werken? 


Wat is het nut van praktijkopdrachten?  
Voor nieuwkomers is het belangrijk dat ze de nieuwe taal ook echt in de praktijk gaan gebruiken. Ook al spreken ze nog maar weinig Nederlands, ze moeten wel boodschappen doen, naar de huisarts of de tandarts gaan en overleggen met de leerkracht van hun kind.  Die praktijk moet eigenlijk altijd in beeld zijn: de blik van jou en je taalmaatje is gericht op buiten. Praktijkopdrachten zijn daarbij een krachtig middel. Met je taalmaatje oefen je vóór die praktijk en in die praktijk. Je oefent met van alles wat hij of zij echt nodig heeft, in een veilige laboratoriumsituatie. En je laat je taalmaatje ook de stap naar die praktijk zetten: gaan oefenen met de taal in het dagelijks leven. 


Er zijn nog meer redenen om met praktijkopdrachten te werken. We zetten er drie op een rij.


1. Mensen leren door ervaringen, door dingen te doen en te experimenteren  

Dat geldt ook voor taal: ook daar moet je mee experimenteren. En dat kan in een praktijkopdracht: Nederlandse woorden en zinnen gaan leven en worden verbonden met de echte ervaring. Die beleving stimuleert dat ze onthouden worden, dat ze worden opgeslagen in het langetermijngeheugen. Ze gaan van de ‘inbox’ naar de ‘harde schijf’. 


2. Praktijkopdrachten vergroten de kennis van de Nederlandse samenleving

Deelnemers komen met allerlei facetten van de samenleving in aanraking, ook met situaties die ze misschien nog vermijden en die ze niet kennen. Dat helpt bij de integratie en is ook gunstig voor de taalontwikkeling. Want je leert een taal het beste in een context, een situatie waarin die taal gebruikt wordt. 


3. Praktijkopdrachten stimuleren de zelfredzaamheid en het zelfvertrouwen

Deelnemers ervaren dat ze zich al kunnen redden, dat ze kunnen roeien met de riemen die ze hebben. Dat versterkt het gevoel van eigenwaarde en de eigen regie, en daarmee ook de motivatie. 


Je hebt vast ideeën genoeg om met praktijkopdrachten aan de slag te gaan. Maar hoe pak je dat nu het beste aan? Hier volgt een serie tips.


1. Zorg voor zinvolle, realistische praktijkopdrachten

Dat zijn opdrachten waar je taalmaatje echt iets aan heeft; die passen bij zijn of haar leefsituatie. Bespreek samen in wat voor situaties de nieuwkomer terecht komt en wanneer hij of zij Nederlands nodig heeft. Laat je taalmaatje bijvoorbeeld een week beschrijven en pik daar dan een situatie uit die zich leent voor een praktijkopdracht.


Drie voorbeelden:

  • Fatiha gaat met het OV naar haar werk. Ze is bezig met het leren van de tijden van de klok. Een praktijkopdracht kan zijn: Ga naar buiten en vraag aan een voorbijganger hoe laat het is. Loop naar een bus-/ tramhalte of station in de buurt en kijk hoe laat de eerste bus/tram/trein vertrekt.
  • Juba werkt als kamermeisje in een hotel. Ze wil wat meer contact kunnen maken. Een praktijkopdracht kan zijn: Luister een dag heel goed naar de mensen in het hotel. Wat hoor je? Wat zeggen ze allemaal? Schrijf 10 zinnen op of neem ze op met je telefoon. Neem deze zinnen mee naar huis. Spreek die zinnen zelf na. Oefen daarna met een ander. Jij zegt de zinnen en de ander reageert. Draai daarna de rollen om: de ander zegt de zinnen en jij reageert.
  • Murat doet vrijwilligerswerk in een Repaircafé. Hij praat weinig met zijn collega’s; hij is onzeker over zijn taal.  Een praktijkopdracht kan zijn: Ga eens bewust bij een collega staan. Knoop een praatje aan. Vraag bijvoorbeeld naar het weekend of geef een compliment over hoe hij of zij iets gerepareerd heeft.  


2. Kies opdrachten die niet te moeilijk zijn, maar ook niet te makkelijk 

Te moeilijk is demotiverend en slecht voor het zelfvertrouwen, maar van te makkelijke opdrachten leer je weinig. Er mag best wat stress en uitdaging bij komen kijken. Sterker nog: als iets je raakt, is dat gunstig voor het onthouden. Emoties versterken de ervaring. Het moeten zoeken naar woorden en zinnen haalt bovendien aanwezige kennis naar boven en motiveert je om verder te leren. 


3. Bereid de opdrachten samen voor
Geef een opdracht vooraf voldoende aandacht; dan is de kans op het slagen van de uitvoering het grootst en heeft hij het meeste rendement. Aandacht maakt een opdracht ook betekenisvoller. Wat kun je doen?

- praat samen over verwachtingen: wat lijkt je taalmaatje moeilijk/makkelijk en leuk/minder leuk?; 

- wissel informatie uit over de situatie en de kennis van de wereld die erbij komt kijken;

- oefen met de taal die de nieuwkomer nodig heeft: maak samen een lijstje van woorden en handige zinnen, oefen met de zinnen en doe bijvoorbeeld een rollenspel; 

- laat je taalmaatje bedenken hoe hij of zij het gaat aanpakken: Wanneer ga ik het doen? Waar? Moet ik van tevoren nog wat regelen? Etc.

Je kunt dit ook met een groepje nieuwkomers voorbereiden. Ze kunnen elkaar dan vragen wat ze graag willen leren en wat ze nog moeilijk vinden. Dit kan drempelverlagend werken. Ook kunnen ze van elkaar leren als er bijvoorbeeld rollenspellen gedaan worden.


4. Laat je taalmaatje de opdrachten zoveel mogelijk zelfstandig uitvoeren

Ga alleen mee of geef een steuntje in de rug als dat echt nodig is. Dat kan zeker wel als de opdracht goed gekozen en voorbereid is. En, zoals hierboven bij tip 2 staat: een beetje spanning is eigenlijk wel gunstig. Begeleid je een groepje nieuwkomers? Laat ze dan de opdracht eventueel met een andere nieuwkomer samen doen.


5. Kijk een volgende keer terug op de opdrachten
Terugkijken versterkt de beleving en stimuleert het onthouden. Ook motiveert het tot een vervolg: je gaat bijvoorbeeld verder oefenen met dingen die je nu moeilijk vindt en zet een volgende stap. Wat kun je doen?

- bespreek simpele, logische vragen. Wat heb je precies gedaan? Hoe is het gegaan? Wat ging goed en wat minder goed? Wat kun je een volgende keer anders doen? Wat zijn de resultaten? Wat voor opdracht wil je een volgende keer doen?

Als je een groepje nieuwkomers begeleidt, dan kunnen ze dit ook in tweetallen doen:  

- laat ze een minipresentatie geven.

- laat ze in een soort logboek bijhouden wat ze gedaan hebben en hoe dat is gegaan.


Het VUT-model

Tip 3, 4 en 5 vormen samen een invulling van het zogenaamde VUT-model: vooruitkijken - uitvoeren - terugkijken. Een handig onderwijskundig model dat je kan helpen om lijn aan te brengen in de activiteiten. Het mooiste is als je dit als een cyclisch model hanteert: van de V ga je via de U naar de T en bij de T ga je ook weer naar de V: je kijkt vooruit naar wat je de volgende keer gaat doen. 


Vier de successen!

Het is heel belangrijk om met je taalmaatje te evalueren wat er goed is gegaan bij een praktijkopdracht. Dit vergroot het zelfvertrouwen en de motivatie om door te gaan met oefenen, experimenteren en leren. Werk je met een groepje nieuwkomers, laat ze dan vooral hun successen met elkaar delen. Zo kunnen ze elkaar stimuleren bij het uitvoeren van nieuwe praktijkopdrachten. Dit alles bevordert weer hun integratie in de Nederlandse maatschappij.


Dit artikel maakt deel uit van een reeks. Lees ook onze adviezen over hoe oefen je de uitspraak met je nieuwkomer, hoe ondersteun je een nieuwkomer die nog geen of nauwelijks Nederlands spreekt, het NT2-lesboek van de nieuwkomer gebruiken, voorlezen uit kinderboeken, grammatica behandelen, waarom praten bij taalcoaching beter is dan grammaticaregels leren.

Gerelateerde berichten:

Inbreng formatiegesprekken: De Nederlandse taal leer je met ménsen
Onderzoek – Ruimere werkmogelijkheden voor asielzoekers
Kletsmaatjes vier jaar!
>

Gelukt!

Waarschuwing

Oeps, er gaat iets fout. Gebruik het menu om terug te keren naar de website.