Mariska Reijmerink was van 2010 tot en met 2017 taalcoördinator in de regio Bunnik-Odijk-Werkhoven. Vooral Bunnik en Odijk kregen in die tijd veel vluchtelingen binnen. Mariska bezit naast compassie ook een mentaliteit van aanpakken. “Ik kijk altijd naar wat iemand wél kan. Je bent nu Bunniker en hoe gaan we door?”
“Het allermooiste aan taalcoördinator zijn? Verbindingen tussen mensen maken. Vaak regelde ik een ‘oma’ of een ‘zus’ voor de anderstaligen. De meesten waren hier immers zonder familie. Ik zei ze ook: ‘Je hoort er nu bij. Je bent één van ons, met dezelfde rechten en plichten.’ Zeker bij vluchtelingen die ook in hun laatste land vluchteling waren, zag ik dan altijd dat er iets in hun ogen veranderde. Ik regelde gemiddeld vijf van deze matches per jaar en dat pakte bijna altijd goed uit. Daarnaast was ik altijd bij de eerste ontmoeting en vroeg per mail na de tweede of derde ontmoeting hoe alles ging. Vaak adviseerde ik om het lesmateriaal van de taalschool te gebruiken of dat van Het Begint met Taal. Tweemaal per jaar hield ik een koffie-ochtend voor alle taalcoaches. Dan werd er stoom afgeblazen en geleerd van elkaar.”
Theehuis voor ontmoetingen
“Hier in Bunnik had mijn vroegere taalmaatje Hanan, mijn Syrische ‘zus’, het theehuis opgezet voor ontmoetingen tussen Nederlanders en anderstaligen. Toen de belangstelling daarvoor terugliep, omdat er geen kinderen mee konden komen, zei Hanan dat we iets met eten moesten doen. ‘Eten verbindt, Mariska! En dan kunnen er wel kinderen mee. Mensen hoeven dan geen oppas te regelen’ Dat werd een groot succes. We organiseerden drie keer per jaar een intercultureel eethuis voor alle inwoners van Bunnik. Na de eerste keer maakten de losse tafels snel plaats voor lange, aaneengesloten tafels, omdat dat stukken beter werkte. Iedereen móést nu wel aanschuiven. Er kwamen gemiddeld vijftig mensen per keer, waarvan de helft anderstalig was. Voor sommige anderstaligen was het heel lang geleden dat ze zoiets feestelijks hadden meegemaakt. Ja, het werd als een echt feest gezien.”
Nederlands is een moeilijke taal
“Ik ben anders gaan denken over de Nederlandse taal. Die is echt moeilijk voor anderstaligen. We gebruiken zo ontzettend veel uitdrukkingen in onze taal. Maar het moeilijkste voor anderstaligen is toch wel dat ze Nederlands moeten leren met als instructietaal Nederlands! Dat is voor velen echt te ingewikkeld. Probeer je maar eens voor te stellen dat je Chinees moet leren van een docent die alleen maar Chinees spreekt en dat al je lesmateriaal in het Chinees is. Daarom ben ik met Afief, mijn Syrische taalstudent die in 2015 op mijn pad kwam, filmpjes gaan maken die gebruikt kunnen worden als lesmateriaal voor taalcoaches met cursisten uit Syrië en andere Arabische landen. Afief stelt bijvoorbeeld een vraag over het Nederlands en ik geef hem antwoord, waarbij hij tolkt. De filmpjes staan op YouTube.”
Help anderstaligen op weg
“Ik ben niet van het problematiseren. Je moet mensen zachtjes in de goede richting duwen. Ik heb wel veel compassie, maar ik kijk altijd naar wat iemand wél kan. Je bent nu Bunniker en hoe gaan we door? Dat was altijd mijn uitgangspunt. Ik zie ook wel dat de taalprogressie soms zo langzaam gaat dat het voor taalcoaches frustrerend is. Maar kijk wat er al wel bereikt is en probeer te accepteren dat dat ook goed is. Het is heel vermoeiend om opeens in een ander land te wonen en dan daar ook de taal van te leren. Zelf heb ik geprofiteerd van uitstekend taalonderwijs, maar dat geldt niet voor iedereen. Het werken met anderstaligen brengt je als taalcoördinator en taalcoach echt heel veel; je ontwikkelt ook jezelf.”
Dit verhaal is geschreven door Anja Boerema in 2019.